vwnVan 2009 tot 2014 was ik vrijwillig werkzaam bij Vluchtelingenwerk Limburg op de locatie AZC Baexem in midden-Limburg. Wekelijks werkte ik 24 uur per week en mijn functioneren werd altijd mondeling goed beoordeeld.

In 2012 werd een nieuwe coördinator aangesteld, dhr. Id Mohammad Azzizpour, asielvergunninghouder van Afghaanse afkomst en eerder als vrijwilliger bij deze organisatie werkzaam geweest. Deze coördinator beheerst de Nederlandse taal zowel in woord als schrift niet maar omdat ik zelfstandig werkte en ik steeds terug kreeg goed te functioneren maakte ik mij daar niet te druk om.

In 2013 begon een collega mevrouw Hanneke Burke onfatsoenlijk gedrag naar mij te vertonen in de vorm van hatelijke opmerkingen. Mijn omgang met collega’s was functioneel en prettig en ik was onaangenaam verrast door haar gedrag evenals de overige collega’s. Ik reageerde niet op de opmerkingen want ik wilde geen conflict en hoopte dat het zou stoppen. Toen dit niet gebeurde heb ik mevrouw Burke onder vier ogen meegedeeld dat ik het niet fijn vond zo door haar bejegend te worden, het gesprek leverde geen oplossing want mevrouw Burke ontkende de incidenten.

Niet lang daarna sommeerde de coördinator mij om minder te komen werken want mevrouw Burke wenste niet met mij meer te werken.

Ik deelde mee dat een coördinator zich niet zou moeten laten beïnvloeden door de wil van een vrijwilliger, dat ik mij nergens aan had schuldig gemaakt en het dus onrechtvaardig zou zijn mij te straffen voor het onfatsoenlijke gedrag van die andere vrijwilliger. De coördinator was van mening dat ik hem diende te gehoorzamen en wenste ook niet te onderzoeken wat de oorzaak van dit conflict was.

Ik zocht contact met de directeur van de Limburgse organisatie dhr. Chris Baltussen.

Deze was van mening dat de ene vrijwilliger niet hoefde te vertrekken omdat een andere vrijwilliger dit wilde. Intussen had mevrouw Burke haar werkzaamheden gestaakt met de mededeling pas terug te komen als ik vertrokken was, al haar werkzaamheden moesten per direct overgenomen worden door de overig werkers. In enige mails liet ze bovendien weten het functioneren van zowel coördinator en directeur beneden de maat te vinden.

Tot mijn grote ontsteltenis belde de directeur mij enige tijd later met de mededeling dat hij op zijn besluit terug kwam en dat ik weg moest als mevrouw Burke terug wilde keren. Ik voelde mij zeer in de rug gevallen door de directeur en vreesde voor mijn baan. Echter mevrouw Burke keerde niet terug, zij wilde niet meer werken onder deze coördinator.

Een aantal maanden na deze episode begon de coördinator mij op tal van zaken te bekritiseren.

Er werden 2 wekelijkse functioneringsgesprekken ingevoerd, op mijn verzoek in bijzijn van de administratieve kracht mevrouw Carla Lacroix, ik voelde mij niet veilig in een op een gesprekken met de coördinator. In deze gesprekken werd ik geconfronteerd met vele beschuldigingen die ik één voor één kon weerleggen als zijnde niet terecht. Ik, alsook mevrouw Lacroix, vroegen waarom hij mij zo behandelde maar daarop wilde de coördinator niet ingaan, hij stelde dat alleen hij iets van mij mocht vinden en ik niet van hem. Hierop stelde mevrouw Lacroix dat in Nederland zo niet met conflicten werd omgegaan en het werd duidelijk dat ik bewust geproblematiseerd werd ten einde mij te kunnen ontslaan. Ik deed mijn werk uitstekend dus moest er een reden gezocht worden om mij te kunnen wegsturen.

Door de kwestie met de andere vrijwilligster was duidelijk geworden dat het de coördinator ontbrak aan leidinggevende kwaliteiten en conflictbeheersing en dat in dit alles zijn weigering om de Nederlandse taal te leren een grote handicap was. Omdat dit alles aan het licht gekomen was omdat ik me had verzet tegen zijn onrechtvaardige en ontoereikend optreden wilde de man mij kwijt.

Op 9 juli 2014 sprak hij, deelde hij mij onder 4 ogen mee, dat ik ogenblikkelijk kon vertrekken, al mijn accounts waren reeds opgeheven en ik mocht met niemand hierover spreken.

Ik zocht contact met de directeur en vroeg om zijn hulp. Deze antwoorde mij dat hij niet van plan was het voor een vrijwilliger te gaan opnemen en zei tot mijn ontsteltenis dat hij al enige gesprekken met mij hierover had gevoerd! Er hadden over mijn ontslag helemaal geen gesprekken plaatsgevonden.

Na 4 jaren ontviel mij het werk dat ik met grote betrokkenheid en inzet had gedaan en dat veel voor mij was gaan betekenen, door toedoen van een in zijn eer aangetaste, hiërarchisch denkende en zijn macht misbruikende leidinggevende, in de steek gelaten door een directeur die in al zijn beleidsstukken de vrijwilliger de belangrijkste en onmisbare kracht binnen de organisatie noemt.

Deze onrechtvaardige gang van zaken bracht mij tot het besluit een klachtprocedure te starten.

Ik had alle vertrouwen in het oordeel van “de regionale klachtencommissie vluchtelingenwerk Limburg”, immers hun procedure waarborgde een gedegen onderzoek naar de feiten.

Het werd een nu 19 maanden durende lijdensweg waarin duidelijk is geworden dat de klachtencommissie zich heeft laten gebruiken om de organisatie de hand boven het hoofd te houden, het bestuur de andere kant opkijkt, en er alles aan gedaan is geworden om het falen van de organisatie in de doofpot te stoppen.

De feiten:

De klachtbrief werd door de directeur onderschept terwijl hij gericht was aan de klachtcommissie.

In een daarop volgend gesprek gaf hij aan het recht te hebben dit te doen bij gebrek aan een vertrouwenspersoon in de organisatie. Ik gaf terug dat een vertrouwenspersoon bij wet verplicht is en dat dit zeker niet de directeur kan zijn. Ik vroeg om de aanwezigheid van een derde bij het gesprek wat hij weigerde. Ik vroeg hem waarom hij erover loog dat hij in deze kwestie al een aantal keren gesproken had en dat ik het een directeur onwaardig vond om te liegen. Hij bleef echter volharden in deze leugen. Ik confronteerde hem met het feit dat het een groot probleem vormt dat hij vaak nieuwkomers op betaalde coördinator-functies benoemd zonder dat deze hoeven te voldoen aan de functie-eisen en dat dit een probleem vormt voor de Nederlandse vrijwilligers.

Het antwoord was dat hij hierover ging en niemand anders, verder sommeerde hij mij de klacht in te trekken.

Er volgden drie afzonderlijke hoorzittingen door de klachtencommissie, door wiens vraagstelling ik van meet af aan in de verdediging werd gedwongen, er werd blijk gegeven van verontwaardiging over het feit dat ik de klacht zo fors zou hebben aangezet en vooral over het feit dat ik de directeur ook in de klacht had meegenomen.

De klachtencommissie heeft zich in de afhandeling niet aan de te volgen procedure gehouden: er werd geen verweerschrift opgevraagd waarop ik dan had moeten antwoorden, er werd geen enkele vorm van verder onderzoek gedaan, de notulen van de drie hoorzittingen werden nooit vrijgegeven zodat ik mij nooit heb kunnen verdedigen, de hoorzittingen werden genotuleerd door de persoonlijk secretaresse van de heer Baltussen, mevrouw Monique Stoffels.

Ik wees in meerdere brieven de commissie op deze procedurele fouten, ze werden geen van allen beantwoord.

De uitspraak na vele maanden was onthutsend: de klacht werd unaniem gegrond verklaard, ik was onterecht ontslagen en er werd gesteld dat ik een betrokken en deskundig medewerkster was.

Tot mijn verbazing bevatte de uitspraak daarnaast een forse opsomming van kritiekpunten op zowel de directeur als de coördinator, hetgeen veel verder reikte dan het bestek van mijn klacht, de aanbevelingen waren dat de geschiktheid van de coördinator moest worden vastgesteld en dat de hele organisatie beter kon en moest geleid gaan worden door de directeur.

Echter klaagster werd door de commissie desondanks volkomen ongeschikt bevonden als vrijwilligster want ik zou te grote psychische problemen hebben om te kunnen werken als vrijwilligster.

Er werd gesteld dat ik op ALLE locaties in Limburg niet meer welkom was!

Ik ging op bezoek in Schinnen bij de bestuursvoorzitter Dhr. Beckers, voormalig PVDA-burgemeester van die plaats en zei dat het bestuur op grond van dit stuk de beide functionarissen ter verantwoording diende te roepen en mij mijn werk terug geven.

Hij gaf aan erg in de maag te zitten met de kwestie, maar moest hiervoor het bestuur bijeen roepen wat pas over enige maanden kon. Verder liet hij nog weten de uitspraak te hebben voorgelegd aan de organisatie-jurist welke gezegd zou hebben de uitspraak een stuk bagger te vinden en adviseerde de klachtencommissie te ontslaan.

Na maanden volgde een brief van het bestuur dat ze hierin niet wilden acteren! En verwezen mij door naar de Landelijke klachtencommissie, wetende dat de Limburgse afdeling een zelfstandig rechtspersoon is waar de landelijke organisatie geen invloed op heeft.

Nadat ik de klacht bij de landelijke had aangebracht kwam volkomen onverwacht en ongevraagd een verweerschrift van de coördinator in perfect Nederlands opgesteld. In dit smadelijke stuk werd ik met grond gelijk gemaakt: ik was een hysterisch mens dat met iedereen ruzie had, het werk niet goed deed, alle apparatuur kapot maakte en er waren talloze klachten over mij geweest.

Dat te lezen na 4 jaren heel hard en tot tevredenheid gewerkt te hebben is verschrikkelijk, het is met schaamte dat ik dit stuk meestuur.

De landelijke klachtcommissie trad niet voltallig aan, de leden waren duidelijk niet ingelezen en de hoorzitting was van een bedroevend niveau. Men liet merken geen boodschap te hebben aan deze Limburgse toestanden en voor het gemak koos men ervoor mij te zeggen dat ik toch ruzie met alle collega’s had zoals in het verweerstuk werd beweerd. De commissie vond het onbegrijpelijk dat het er zo aan toe ging op de Limburgse afdeling, zeker dat ik geëxcommuniceerd was in de hele provincie vond men onbegrijpelijk. Dat de coördinator tijdens zijn hoorzitting voor hun niet verstaanbaar was geweest vonden ze wel veelzeggend.

Ook deze commissie heeft geen werkelijk onderzoek in de kwestie gedaan.

De uitspraak was dan ook teleurstellend: klacht ten dele gegrond en ten dele ongegrond

Men was het eens met de aanbevelingen ten aanzien van beide functionarissen, men had het niet goed gedaan, de procedures waren in de eerste zaak niet voldoende gevolgd. Het verweer tegen mijn ontslag vond men ongegrond, terwijl dit in eerste aanleg gegrond was bevonden.

In feite werd de kwestie teruggegeven aan het Limburgs bestuur.

Van dit bestuur ontving ik wederom een brief waarin ik werd bedankt voor mijn diensten.

Het bestuur heeft de moed niet gehad zijn directeur ter verantwoording te roepen, niet het bestuur maakt de dienst uit in de Limburgse afdeling maar de directeur en dit is niet de juiste gang van zaken.

Ik stond weer machteloos en met lege handen.

Inmiddels was ik ervan doordrongen dit niet meer alleen ging over mijn persoon maar dat deze kwestie een symptoom was van hoe er in de Limburgse afdeling van Vluchtelingenwerk over vrijwilligers werd gedacht door een directeur die zijn coördinatoren niet begeleidt en vooral bezig is met zijn persoonlijke profilering, het woord mediageil is hier van toepassing.

Niet alleen werd ik zonder reden ontslagen en op de stoep gezet, mijn goede naam was ook bezoedeld. Omdat ik het een zaak van algemeen belang vond ter wille van alle Nederlandse vrijwilligers heb ik geprobeerd het voor de burgerlijke rechter te brengen ten einde jurisprudentie te verkrijgen inzake de rechtspositie van vrijwilligers zodat deze in de toekomst wellicht gevrijwaard mogen zijn van al te groot onrecht.

Een tocht langs enige advocatenkantoren leverde op dat men het zeker een zaak vond maar dat men er niet aan wilde omdat procederen over vrijwilligerswerk nooit gedaan wordt, het niet sexy genoeg is en men er geen eer mee inlegt als gerenommeerd kantoor.

Er zou geen belang zijn. Alsof dit geen maatschappelijk belang dient!

Een advocatencollectief heeft er wel nader naar gekeken en kwam tot de slotsom dat procederen over vrijwilligerswerk onmogelijk is want er bestaat geen wet- en regelgeving over vrijwilligerswerk en dus heeft de advocatuur geen handvaten om het in een van de bestaande rechtsgebieden onder te brengen.

Ik besefte dat vrijwilligers in Nederland dus rechteloos zijn, op geen enkele wijze beschermd tegen onrechtmatigheden. Dit vond ik onverteerbaar en besloot publiciteit te zoeken

- voor het feit dat een van de grootste vrijwilligersorganisaties van Nederland zo met zijn feitelijke werkers omgaat.

- 90% van de dienstverlening wordt in deze organisatie door vrijwilligers verricht, zonder vrijwilligers geen Vluchtelingenwerk en dus ook geen betaalde coördinator en directeur.

- voor het feit dat deze organisatie zegt op te komen voor rechten van mensen, maar intern deze rechten schenden.

- voor het feit dat deze organisatie jaarlijks voor 16 miljoen subsidies ontvangt, uit Europese, nationale, provinciale en gemeentelijke gelden. Subsidies waar de vrijwilligers voor werken.

- voor het feit dat deze organisatie zich onaantastbaar voelt en dus de arrogantie van de macht toont.

- voor het feit dat de interne organen die in het leven geroepen zijn om klagers indien mogelijk genoegdoening te verschaffen zich laten dirigeren door de directeur en dus het management beschermd en een terechte klager bovendien een meedogenloze schop na geeft.

- voor het feit dat het bestuur ook gedirigeerd wordt door de directeur want niet zijn ingegaan op de forse kritiek op hem en hem niet ter verantwoording hebben geroepen

- voor het feit dat een volledig onbekwaam coördinator kan doorgaan met zijn praktijken en zich onbelemmerd voelt een onwaardig en lasterlijk verweerschrift op te stellen zonder enige bewijsvoering en dat de landelijke klachtencommissie hem hiermee heeft laten wegkomen.

Kortom, dat de regionale klachtencommissie en de landelijke klachtencommissie in hun taak hebben gefaald en dat binnen de Limburgse afdeling deze procedure met voeten getreden wordt door de directeur, niet gehinderd door een op zijn doen en laten toeziend bestuur.

Dat deze organisatie geleid wordt door een directeur die liegt, die post onderschept en die een criticus afmaakt. Voor het feit dat dit uiteindelijk vragen dient op te roepen over de kwaliteit van de dienstverlening van deze afdeling want bekwame Nederlandse vrijwilligers vertrekken onder deze zeer tekortschietende coördinator.

In het profiel dat door vele onderzoeken ontworpen is voor vrijwilligersmanagement is de belangrijkste taak: faciliteer de vrijwilliger in zijn werk en zorg voor ontwikkelingskansen voor de vrijwilliger zodat de vrijwilliger gemotiveerd en behouden blijft voor de organisatie, beloon de competentie van een vrijwilliger en leidt hem/haar naar zo groot mogelijke vrijheid, wees coachend en niet hiërarchisch denkend.

Deze coördinator heeft geen idee waar dit over gaat, is niet bekend met onze waarden en normen.

De directeur pronkt met zijn pilot: nieuwkomers op coördinatorsposten, dat past mooi in de visie van Vluchtelingenwerk.

Tot nu toe ben ik in mijn zoektocht naar publiciteit in deze zaak enkel gesloten deuren tegengekomen. Zowel de gemeente als de provincie stellen zich op het standpunt dat zij enkel hoeven toezien op het rechtmatig aanwenden van de verstrekte subsidiegelden en voelen geen morele verantwoordelijkheid om ook te toetsen hoe men met de vrijwillige werkers binnen deze organisatie wordt omgegaan, ook niet nadat ik ze van deze feiten in kennis had gesteld.

Mevrouw Vesna Nicoletic, beleidsmedewerkster provincie, met de heer Baltussen aan tafel zittend bij de subsidie-onderhandelingen, zegde toe mij voor een gesprek te zullen uitnodigen, maar annuleerde deze afspraak later. Mevrouw Verstegen, ook beleidsmedewerker provincie liet mij telefonisch verontwaardigd weten dat ik moest ophouden met aandacht vragen voor deze kwestie.

Het POVL, Provinciale Ondersteuning Vrijwilligerswerk Limburg, zou de zaak onderzoeken en mij weer benaderen. Nooit meer iets van gehoord.

Dagblad De Limburger vond het geen interessant nieuws dat er misstanden heersen in deze organisatie, nee want de directeur krijgt in deze krant om de zoveel maanden een groot podium om zichzelf en zijn organisatie te bewieroken. Grote verontwaardiging als je dan vragen stelt naar de onafhankelijkheid van hun journalistiek.

Ik ben altijd netjes gebleven in deze zaak, heb geduldig de eeuwig opgerekte procedures gevolgd, alles uitgebreid gedocumenteerd, mijn eigen verdediging gevoerd, nooit sociale media gezocht omdat ik de Koninklijke weg wilde bewandelen.

Ik vroeg een klachtencommissie enkel onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van mijn oneervol ontslag, dit had een vernietigend oordeel over de beide functionarissen tot gevolg, maar de vrijwilligster die de klacht had ingediend werd geëxcommuniceerd tot buiten de provinciegrenzen.

Zo gaat men om met klokkenluiders in Limburg.

De samenleving wordt opgeroepen tot vrijwillige inzet in de participatiewet, hoe deze vrijwilligers behandeld wordt laat de politiek uiteindelijk koud.

Of zoals iemand het zei: vrijwilligers dat zijn de nieuwe slaven.

Laatst vernam ik dat mevrouw Burke, die door de coördinator en de directeur onder de maat bevonden werd, nu weer werkzaam is in haar oude vrijwilligersfunctie. Dit is veelzeggend.

Janine Schrijvers

Begeleidende documenten;

Klachtbrief Regionale Commissie.

Tweede brief Regionale Klachtencommissie

Beroepsbrief Landelijke Klachtencommissie

Reactie op verweer coördinator

derde brief regionale klachtencommissie blz 1

derde brief regionale klachtencommissie blz2

derde brief regionale klachtencommissie blz3

derde brief regionale klachtencommissie blz4

derde brief regionale klachtencommissie blz5

derde brief regionale klachtencommissie blz6

 

Aanvulling Landelijke Klachtencommissie

Reactie naar aanleiding hoorzitting Landelijke Klachtencommissie

Uitspraak Landelijke Klachtencommissie

Aanvulling Azizpour aan Landelijke Commissie

Verweer Azizpour

Uitspraak Regionale Klachtencommissie

Taak en competentieprofiel coördinatie vrijwilligerswerk

Brief aan bestuur afdeling Limburg

Aanvulling voor bestuursvergadering 17 juli 2015

Antwoord bestuur VWN

antwoord bestuur vwn dd 13 7 2015059

Brief Landelijke directrice mevrouw Manson