Wat is er nu mis met de vrijheid van meningsuiting? Nou, alles! Dit artikel is bedoeld om ons te helpen inzien hoe het uiten van meningen ervoor zorgt dat we elkaar juist minder goed kunnen bereiken.

Velen menen dat het recht op vrijheid van meningsuiting zoals is vastgelegd in Artikel 7 van de Grondwet een groot goed is. Opvallend is dat in dit wetsartikel alleen wordt gesproken over het openbaren van gedachten of gevoelens. Om uit te leggen waarom dit wetsartikel communicatie juist belemmert maken we even de uitstap naar het schaakspel.

Stel dat de sterkste schaker op deze planeet het opneemt tegen een groep. Maakt deze groep een kans om te winnen wanneer ze aan elkaar duidelijk maken welke volgende zet ze het beste kunnen doen? Laten we die groep eens organiseren als een democratie. Ieder groepslid mag dan stemmen op een vervolgzet. Zal de door de meerderheid gekozen zet een verrassing zijn voor de tegenstander? Nee! Zal de groep in staat zijn om een samenhangende strategie ten uitvoer te brengen? Nee!

Beschikt een groep gezamenlijk over meer intelligentie dan een zeer intelligent individu in haar of zijn ééntje? Dat is alleen het geval wanneer de individuele intelligenties in de groep worden gecombineerd, zodat de individuen elkaar kunnen versterken. Alleen dan is er sprake van synergie. Wanneer via democratie het gezamenlijke wordt gereduceerd tot het gemiddelde, dan presteert een groep ver onder haar kunnen.

De kernvraag is dus hoe we een groep zo kunnen organiseren dat de individuen elkaar gaan versterken. Ieder groepslid beschikt over drie basisfuncties die ten dienste staan van het eigen bewustzijn. Deze functies zijn waarnemen, denken en voelen. Om zinvol te kunnen samenwerken is er een gemeenschappelijke basis nodig. In het Engels wordt dit commonground genoemd. Die gemeenschappelijkheid vinden we het meest eenvoudig via de waarnemingen. We nemen zeker niet alles op eenzelfde manier waar. Maar door onze waarnemingen te delen wordt duidelijk waarin de onderlinge overeenkomsten zitten. En die overeenkomsten vormen het vertrekpunt voor het realiseren van synergie. Des te meer overeenkomsten, hoe groter het gedeelde grondgebied van waaruit wordt gestart.

Wordt eenmaal de gemeenschappelijkheid beleefd, dan zijn vervolgens de verschillen in waarnemingen aan de beurt. Beginnen we met de verschillen dan ontstaat er tegenspraak (of discussie). Starten we vanuit de overeenkomsten, dan is samenspraak (of dialoog) het vervolg. Wanneer we in dialoogvorm de verschillen in waarnemingen met elkaar delen, dan komen we erachter dat onze waarnemingsposities complementair aan elkaar kunnen zijn. De ene waarneming is niet meer waar dan de ander (zoals debatteerders denken), want iedere waarneming is waar voor de waarnemer. Hoe kan iemand nu beweren dat de waarneming van iemand anders niet waar is? Wetenschappelijk weten we bovendien dat de waarneming van invloed is op hetgeen dat wordt waargenomen. Iedere waarneming is dus tevens een (co-) creatie van de werkelijkheid. Beweren dat iemands waarneming niet waar is als zeggen tegen een kleuter dat zij haar moeder niet heeft getekend omdat haar moeder niet zulke lange vingers heeft, en zeker niet zulke dunne benen.

De eerste fase voor iedere vorm van intelligente besluitvorming is oriëntatie. Wanneer we gelijk onze mening gaan spuien over wat er gedaan zou moeten worden (welke vervolgzet), dan slaan we de oriëntatiefase over. En dat is dus het grote manco van de vrijheid van meningsuiting. Want daarmee slaan we het vinden van gemeenschappelijkheid over en kiezen we onmiddellijk het onheilzame pad van symptoombestrijding zonder eerst een volledig beeld te hebben gevormd van de werkelijke situatie. Hoe dan wel?

Iedereen heeft het Recht op het Delen van Waarnemingen! En dat is dus iets volstrekt anders dan het Recht op het openbaren van meningen. Meningen zorgen voor tegenspraak, terwijl waarnemingen de basis leggen voor samenspraak.

Laten we even weer teruggaan naar het groepschaken. Wanneer deze groep voorafgaand aan iedere zet eerst gezamenlijk oriënteert door de individuele waarnemingen met elkaar te delen, dan komen als vanzelf kandidaatzetten in deze samenspraak bovendrijven. Deze zetten zijn dan niet het ‘intellectueel eigendom’ van één of enkele groepsleden, maar van de gehele groep. Dat is het grote verschil met situatie waarin iedereen gelijk over vervolgzetten begint, met onmiddellijke verdeeldheid als gevolg. Wanneer de groep als één geheel de oriëntatiefase heeft doorlopen, dan heeft dit geresulteerd in diverse kandidaatzetten. In de keuzefase kunnen daar ook nog nieuwe zetten aan toe worden gevoegd. Iedere zet heeft unieke (mogelijke) gevolgen, en op basis daarvan besluit de groep welke kandidaat zet het beste is. Ook de waarneming van (mogelijke) gevolgen leidt immers tot een open dialoog, want dit zijn niets anders dan mogelijke vervolgstellingen (dat wil zeggen waarneembare schaakconfiguraties).

Door het delen van waarnemingen ontstaat zinvolle communicatie. Communiceren komt van het Latijnse woord communio, dat gemeenschap betekent. Zinvolle communicatie is dus gebaseerd op gemeenschappelijkheid, en dat vinden alleen door te beginnen bij datgene wat we allemaal op eenzelfde manier waarnemen. Slaan we dat over, dan ontbreekt de gemeenschappelijke basis voor samenspraak. In dat geval is zwijgen beter dan tegenspraak, want tegenspraak zorgt voor steeds grotere onderlinge verwijdering tussen mensen.

Vrijheid van meningsuiting staat dus garant voor onderlinge verwijdering. De bestuursvorm gebaseerd op deze vrijheid van meningsuiting is de democratie. Democratie is dus een bestuursvorm die leidt tot steeds sterkere onderlinge verwijdering. Democratie betekent het versterken van tegenstellingen. Democratie is synoniem met verdeel en heers. En het woord zelf geeft al aan wie de lachende derde is die er met het ‘been’ vandoor gaat, want democratie is een demonische bestuursvorm. De duivel is namelijk de personificatie van verdeeldheid, zoals wordt toegelicht in het boek ‘Liefde voor Wijsheid’ (als gratis e-boek te vinden op de website www.Pateo.nl).

Wij staan als samenleving nu op het punt om over te stappen van tegenspraak (of democratie) naar samenspraak (of unicratie). In een unicratie delen alle mensen eerst hun waarnemingen, en worden besluiten genomen op basis van het uniforme beeld van de werkelijkheid, waarin al die individuele waarnemingsposities zijn verwerkt. Dit is geen utopie, maar juist de enige intelligente bestuursvorm. Dat deze intelligentie volkomen ontbreekt in ons ‘openbaar’ bestuur tot op heden behoeft hopelijk geen nadere uitleg. Gaan we door me destructie via tegenspraak of is de tijd rijp voor het herstellen van harmonie via samenspraak? Wij zijn nu aan zet. En onze klok loopt.

Meppel & Zeist, 25 juni 2010

Yge Visser, internationaal schaakgrootmeester

Johan Oldenkamp, bewustzijnsonderzoeker